Vrije val

Het is heerlijk weer de laatste dagen: ’s avonds en ’s ochtends koel en ’s nachts bijna koud. Lekker slapen. Maar overdag heerlijk zonnetje en boven de 25 graden. Het enige nadeel is natuurlijk dat de boeren weer klagen dat het te droog is. Ik ben dan wel geen boer en dat zonnetje bevalt me nog steeds goed maar ik begin me ook achter de oren te krabben. De grond is alweer kurkdroog en zo groeit het gras niet met als gevolg dat ik misschien in de zomer al zonder gras voor de ezels zit en de komende winter helemaal. Dat wordt rondtrekken met die beesten. Nou ja, als dat moet dan is dat mogelijk. Het voordeel van die droogte is dat alle modderpaden lekker hard zijn. En het voordeel daarvan is dat ik met de honden kan gaan fietsen. Daar lusten ze wel pap van. Ik had net de fiets tevoorschijn getoverd van zolder. De banden waren niet eens leeg. Een beetje lucht erbij en hoppa, aan de slag. Eerst een oefen tochtje gemaakt met K. Dat was geen pretje. Binnen vijf minuten waren mijn billen van binnen blauw en de rest van de tocht was afzien. Gelukkig viel het gisteren mee. Kennelijk al wat eelt opgebouwd. En aldus togen wij gevieren op weg. Zoals dat dan gaat: Babiche voorop, Bridjo vlak erachter op constante afstand van mij en Mouss in mijn achterwiel. Achter ons huis is een heuvel en daar trokken we omheen. Eerst een stuk verharde weg en daarna afzien. In de kleine versnelling liep de ketting er bijna af en dus moest ik hard trappen over het kleipad. Maar eenmaal boven wachtte me een afdaling van twee kilometer. In formatie doken wij de helling af. “Lópen, lópen!” schreeuwde ik naar B&B. En die meiden renden of hun leven er van af hing. Ik stond op de pedalen en schudde  flink en moest een paar keer vervaarlijk door sleuven en gleuven. Daarna de laatste bocht. Geen zin om gas terug te nemen, mijn vingers kunnen maar net bij de remmen en dan kruisen drie of meer opgedroogde tractorsporen mij, vlak voor mijn wiel, midden in de bocht. De adrenaline spuit door mijn oren als ik door de lucht zoef, over de kop een salto mortale maak en de fiets achter me laat. Met een enorme klap kom ik op mijn heup terecht. Het gebeurt in een seconde maar ik zie het fragment voor fragment gebeuren. De meisjes hebben niks door, rennen harder dan ooit voor me uit want mijn schreeuw klinkt als “lopen!!!” Dan zit Mouss al bij me en likt mijn gezicht. “Alles goed vrouwtje?” Ik heb geen tijd om na te denken. Ik voel dat alles er nog op en aan zit en maan mezelf tot de orde: meteen opstappen anders word je bang. En bovendien: meteen opstappen en doorfietsen, anders gaat het verschrikkelijk zeer doen. Ik voel me geweldig en rijd bovendien zonder problemen de 18% voor het huis op. Helemaal trots op mijn prestatie en op mijn hondjes die zo dapper mee fietsten. Die blauwe plek en schram ga ik te lijf met traumeel crème. En het enige dat er dan nog van overblijft is een klein beetje pijn en geen blauwe plek.

Heel anders verging het Noortje vandaag. Noortje is, voor degenen die het niet weten, mijn oude pony van 32! Het is een tanige oude tante die het hier prima naar haar zin heeft, zolang ze zoveel mogelijk met rust gelaten wordt. Ik kan het me wel voorstellen: als ik oud en bejaard ben hoef ik ook niet meer zoveel poespas. Op het moment verweid ik de ezels en Noortje dus nog elke dag. Overdag eten op de andere weide en aan het einde van de dag terug naar de kale vlakte. Zo voorkom ik over eten. Piet en Kees komen zoals ik eerder al eens schreef uit zichzelf aangerend en gevlogen omdat Keesje haar medicijnen moet. Noortje haal ik dan later nog even apart op. Maar denk maar niet dat ik Noortje ergens kon vinden. Al haar verstop plekjes afgezocht en geroepen maar geen Noortje. Dan hoor ik haar zachtjes hinniken uit een onverwachte hoek. Ik loop er langs en weer verder door maar zie helemaal geen fluit. Uiteindelijk maar weer terug gelopen. Ze zal toch niet… ? Op een plek naast het huis is een afgrond. Eigenlijk moet ik zeggen een opgrond want wij wonen halverwege een heuvel naar beneden. Ooit hebben ze grond afgegraven om zo een stuk plat te creëren voor het huis. Maar dat is dus behoorlijk recht afgegraven. De ezeltjes lopen er altijd vlak langs,niet gehinderd door hoogtevrees of valangst. En ook Noortje heeft dat kennelijk zo gedaan en is toch naar beneden geroetsjt. Paniek en schrik, of andersom. Waarschijnlijk geen salto mortale maar toch een behoorlijk val. Ergens halverwege is ze op een piepklein stukje blijven hangen. Joost mag weten hoe lang ze daar gestaan heeft. Van onderaf zijn Theo en ik gaan hakken, snoeien en knippen. Brem en braam en wilde rozen weg hakkend. Uiteindelijk met de gemotoriseerde heggenschaar. Met veel moeite kon ik uiteindelijk Noortje bereiken. Ze verblikte of verbloosde niet. Een duidelijk geval van: meteen doorgaan voordat je stijf wordt. In abseil houding togen we omgekeerd terug: Theo onderaan, mij tegen mijn kont duwend en ik aan Noortje hangend om haar te behoeden voor een vrije val naar de rest van de wereld. Ze deed het heel koelbloedig, zocht onderweg nog een grasje te eten, voorbenen recht vooruitgestrekt en met haar dikke billen op de grond schuivend. Ze deed het prachtig. Die tante is echt helemaal nergens bang voor. Ze begon meteen weer te eten op het grasveld achter en dat hebben we maar even zo gelaten. Het blog wordt te lang voor nog een val of duikel moment dus ik hoop dat voorlopig iedereen met alle benen op de grond blijft.

15-04-2010

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *