Keesje

Keesje is Pietjes vriendin. Voor degene die het niet weet. Keesje is een ezelin. Ze is mooi en prachtig en vreselijk eigen gereid maar dat is synoniem voor ezel. Ik houd daar wel van. En Paquito nog meer. Die is idolaat van Keesje. Als Keesje eens alleen mee gaat op een wandeling staat Piet de hele tijd te loeien. En hij stopt niet tot zijn vriendin weer terug is. Omgekeerd is Keesje een stuk minder van de kaart als Pietje weg is. Ik zal niet zeggen onberoerd, zeker niet maar zo idolaat van Piet als Piet van haar… nee, dat is ze niet. Zelden hoef ik iets met de ezels te doen qua verzorging. Nou ja, dat is wat overdreven. De hele winter twee keer per dag hooi voeren en waterbakken bij vullen en de stal verschonen… Noem dat maar niets. Na een paar maanden heb je daar je buik goed vol van. In de zomer moet ik oppassen dat hun hoeven niet te droog worden en gaan afbrokkelen. En in het voorjaar moet ik er voor waken dat ze zich niet ongans eten aan het nieuwe gras. Dat spuit de grond uit en groeit ze rechtstreeks de bek in. Daarom verweid ik ze twee keer per dag. Aanvankelijk een hele onderneming want terug naar de kale weide staat natuurlijk niet boven aan hun lijstje. Ze zijn behoorlijk robuust, een schrammetje hier of daar deert ze niet. Vorige week onderwierp ik mijn mormels maar eens aan een grondig onderzoek. Ik had dat eigenlijk al een tijdje niet gedaan. Oppervlakkige dingen zie ik wel en zolang ze nog achter elkaar aan sjezen, vliegend van de heuvel met de achterbenen in de lucht slaand, heb ik niet de indruk dat ze ziek zijn. Bepaald niet. Door de nieuwe warmte zijn er meteen wat vliegjes en parasietjes om weg te jagen, ook ter hoogte van het tussenbeense zal ik maar zeggen. Pietjes geslacht en lege balletjes wrijf ik schoon en peuter ik uit. Het klinkt niet fris maar Piet is blij met de verzorging. Bij gebrek aan geslacht van onder is het voor Keesje wat makkelijker om te zien of ze nog “schoon” is en meestal is ze dat wel. Toen ik echter bij haar uiers voelde, die ze niet heeft omdat ze nog nooit een veulentje gehad heeft, voelde ik ineens een bobbel. Door de knieën en tussen haar benen geschoven zag ik op de plek waar haar uier zou kunnen zitten een vreselijk gezwel. Minstens zo groot als een flinke vuist. Paniek! Nog eens kijken. Nee het was geen gezwollen uier maar een naar uitziende bult met een wrat er op die bloedde bovendien. Dierenarts bellen. Assistente aan de telefoon. Waar is mijn Frans? Terwijl ik praat met het woordenboek op schoot zoek ik op: uiers, wrat… Achteraf wist ik het wel. Nou nee de dierenarts kan echt niet meteen komen. En volgende week zal hij een afspraak met u maken. Op de vraag wanneer die afspraak dan ongeveer plaats zou kunnen vinden, kon ze niks zeggen want ze mocht niet in het afspraken boek van de da kijken en bovendien beheerde hij die strikt helemaal alleen. Of ik in de tussentijd wat kon doen? Hand op de hoorn en geroezemoes op de achtergrond. Âllo…? Nee, mevrouw niks doen. Zolang ze geen pijn heeft of iets anders vooral niet aan zitten. Ik kan dus niet eens handelen. Ik moet lijdzaam afwachten tot de heilige almachtige dierenarts tijd voor me heeft. Maandag word ik gelukkig al gebeld. Of mevrouw de dierenarts morgen al kan komen. Oh geweldig! Morgen al natuurlijk geen probleem. Als ik de hoorn heb neergelegd en in mijn agenda kijk, zie ik dat ik de bomdames heb op diezelfde tijd. Opnieuw paniek. Gelukkig is Theo de rust zelve. Ik houd ze wel even bezig als de dierenarts er is met een kopje koffie. Ze komen toch vooral om die koffie en niet om te bewegen. Dat is waar en ik laat het er maar op aan komen. Om half tien de volgende dag staat de dierenarts al voor mijn neus. Ze heeft haar best gedaan om zo snel mogelijk bij ons te zijn. De dierenarts mevrouw is heel erg leuk en hartelijk en bovendien, heel onfrans, groter dan ik ben. Haar man is een hork maar wel goed in dieren beter maken. Je snapt niet dat zo’n leuke vrouw zo’n hork getrouwd is. Al babbelend klimmen we naar de ezelstal waar Keesje al ongedurig staat te wachten op het oordeel. De dierenarts constateert een tumor. Einde plezier. En handelen is nog steeds uit den boze. Ik wil dat ding er anders wel persoonlijk af snijden maar nee, ik mag het niet eens aanraken. Hoe meer het aangeraakt wordt des te sneller vermenigvuldigen zich de cellen. Ik krijg een emmertje met poeder. Het blijkt vooral magnesium te zijn en daarvan moet de hele handel langzaam slinken. Een kleintje voor Keesje is nu wel uit den boze. Och ja nu niet, zegt de dierenarts maar volgend jaar misschien wel en helemaal vrolijk over kleine veulentjes babbelen we weer terug naar de auto. Ondertussen is Kees zich van geen kwaad bewust. Ze rent en vliegt nog over de helling. Ze maakt nog ruzie met Paquito en elke dag komen ze bijna uit zichzelf vanzelf terug naar de stal om daar een emmertje magnesium te eten. Dat scheelt weer een hoop werk.

04-04-2010

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *