Jeugdige elementen

Zo af en toe voel ik wel eens een blogje opkomen. Dat zijn de momenten dat je net met vol enthousiasme iets zit te typen naar iemand of wanneer je iets raars meemaakt. Laatst hoorde ik zo’n vreselijk ouderwetse term als “jeugdige elementen” om aan te geven dat het tuig van de richel was. Jaren vijftig tuig was dat eigenlijk. Jeugdige elementen klinkt lekker afstandelijk. Alsof het een stapel stenen betreft of een natuurverschijnsel of een hele verre achterneef van de vriend van de buurman. Ik voel meteen een blogje als ik zo’n heerlijk ouderwetse term hoor. Jeugdige elementen waren in die tijd niet half zoveel tuig als de tegenwoordige elementen als je het mij vraagt. Hoewel de impact in die tijd net zo groot was natuurlijk. De onbetamelijkheid van de ouderwetse elementen zijn niet te vergelijken met de huidige maar toch ervaren we het waarschijnlijk als net zo erg. Volgens mij komt dat omdat er een bepaalde mate van gewenning optreedt na verloop van tijd. Was het vroeger heiligschennis om niet naar je vader te luisteren, tegenwoordig is dat normaal. Maar ouders verwachten het ook niet meer want het hoort bij de pubertijd of de tijd in het algemeen.  Het hoort bij de ontwikkeling van het kind om zich af te zetten en dus moet je het tolereren. Of het kind heeft nu eenmaal moeilijkheden en dus is het geoorloofd. Dus een moeder die stoephoer wordt genoemd is niet minder af dan de moeder wiens boterhammen werden weggegooid in de pauze. Het is gewoon een kwestie van grenzen verleggen.

Wij hebben hier natuurlijk inmiddels weer een prehistorische moraal voor de jeugdige elementen in werking gezet. Met je rug naar ons toepraten is reden voor en flinke uitbrander. Geen dankjewel zeggen is een stokslag en stoephoer is het meer in. Net zoiets als kaasfonduen. Zij die bekend zijn met de Franse geschiedenis van Asterix en Obelix, zullen wel weten waar ik het over heb. En het werkt. De elementen zijn langzaam aan het veranderen in bereidwillige meewerkende objecten. Blij als ze zijn dat ze niet meer zo idioot hoeven doen om hun frustratie kenbaar te maken. Maar het blijft aanpoten. En als wij niet zeer strak de teugels hanteren vallen ze meteen weer terug naar af.

Elementen hoeven wat mij betreft niet alleen jeugdig te zijn. Elementen zijn voor mij al die mensen en individuen die op de een of andere manier buiten de boot vallen. Hier in het dorp heb je ook een aantal van dat soort sujetten. Dat klinkt alweer wat persoonlijker trouwens. Zo heb je daar Simon. Simon is al dronken sinds zijn vroege jeugd. En hij is dat nog steeds. Met een rood hoofd, stinkend naar urine en vuil, loopt hij door het dorp op zoek naar een paar sous voor drank. Bij de supermarkt mag hij niet eens meer naar binnen: hij moet via de uitgang naar de kassa’s. Daar wachten op een beurt tussen de klanten door. Dan geeft hij een paar cent af en krijgt anderhalve liter rode wijn in een plastic fles. Daarna moet hij meteen opzouten.  Simon is al een paar keer bijna dood geweest maar telkens knapt hij toch weer voldoende op om op de been te blijven. Ik vind het ongelofelijk dat een mens zoveel kan hebben en dan toch nog door kan leven.

Dan wonen er een stuk buiten het dorp twee broers. Ik schat dat ze ergens achter in de veertig zijn. Die broers reden tot voor kort gezellig samen in een scootmobiel van huis naar het dorp en weer terug. Ze zijn het verval nabij, zijn vies en dik en nauwelijks mobiel. Tijdens de kerstdagen echter, versieren ze hun huis met duizenden lampjes. Dat geeft mij te denken want ik weet hoe duur dat is.

Ze gaan dan ook naar de supermarkt in het dorp en hebben het voor elkaar gekregen dat ze alle over datum producten mee krijgen. Ze moeten ook wel eens wat kopen en dan moeten ze dus ook in de rij voor de kassa staan. Ze vallen niemand lastig met hun gedrag zoals Simon maar ze stinken een uur in de wind. Ze zijn dan ook altijd de laatste in de rij. Als ze voorbij zijn, pakken de caissières een bus luchtverfrisser en spuiten de omgeving fris. Naar boslucht of zo maar daar trap ik niet in, ik ruik het nog steeds. Tegenwoordig zie ik ze nog maar één voor één en op een aftandse brommer. Laatst stond ik bij de slager te bedelen om vlees voor de honden en toen stond één broertje dus achter me. Ik zag het niet maar rook het. Toen was het al te laat natuurlijk. Ik bleek geen haar beter want de slager kwam terug met twee zakken: een voor mij en een voor hem. Ik heb er ontzettend om zitten gniffelen. Gelukkig stink ik niet. Ik ben nog geen element of sujet geworden maar het kan maar zo verkeren.

11-03-2010

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *