Jagen

Kees is er. Hij was er al en terwijl ik dit schrijf is hij ook alweer weg. Kees is mijn vriendje uit Nederland. Kees hoort hier bij het meubilair. Dat klinkt niet aardig maar is wel makkelijk en lekker ongedwongen. Maar Kees moet af en toe wel vooruit gepord worden en op zijn een na laatste dag hier, een fikse wandeling maken. Dat laten de honden niet op zich zitten en zoals te doen gebruikelijk starten we met een hoop herrie en gedoe dat na 100 meter pas ophoudt. Welopgevoede honden zouden zoiets niet doen natuurlijk. Die zouden braaf meelopen en niet opgewonden zijn. Maar die van mij zijn wel opgewonden want op die wandelingen weet je nooit wat er gaat gebeuren en je kan er donder op zeggen dat er altijd wel iets gebeurt dat voor honden interessant is. Een wegsprintend konijn, een vogel die opvliegt, een ree in de verte, heel af en toe een andere hond en verder een heleboel interessante geurtjes. Ook dit keer is er van alles te beleven. Zo komen we de oom van Nadine tegen van 81 jaar die met het hondje van de bakker door de velden struint. En omdat je op het platteland niet net kan doen alsof je niks gezien hebt, moet er een praatje mee gemaakt worden. De oom van Nadine is onverstaanbaar. Niet alleen voor mij. Gelukkig is de inhoud van gesprekken met hem niet hoogdravend en kan je al snel volstaan met wat gehum en een vriendelijke lach. Nadat we een uurtje of anderhalf door de blubber gewaad hebben komen we aan bij de buren. Dat kan natuurlijk sneller maar we maken een wandeling en zijn op de terugweg. Ook hier zijn we verplicht een praatje te maken. De halve familie komt naar buiten zetten en als ze op de hoogte van het terras blijven, staan we tenminste gelijk. Zo klein zijn ze. Babiche zegt haar moeder gedag. Daar is ze altijd heel blij mee. Kitty vindt het op haar beurt maar niks dat gedoe van andere honden en ze kan het bloed van Bridjo wel drinken. Toch houdt iedereen zich aan de hondenwetten en verloopt het hele blubberige gedoe in schijnbare harmonie. Voor mijn honden is het er een walhalla want je wordt er altijd lekker vies en er ligt altijd wel ergens een bot. Na een hoop plichtplegingen gaan we uiteindelijk weer verder. De hondjes voorop zoals dat hoort. Na een kleine honderd meter zijn ze verdwenen, de bocht om maar ineens hoor ik Bridjo haar “Ik-ben-aan-het-jagen-kefje” heel fanatiek in de verte. Voor wie een zwakke maag heeft of uitgesproken gevoelig is voor dierenleed kan ik aanraden nu niet verder te lezen. Voor wie dat wel doet kan ik ook vast zeggen dat er niks onoorbaars gebeurd is. Dus wie weet verandert de eerste groep nog van gedachte…

Links van ons ligt een groot veld in een soort vallei. En daar zie ik mijn drie bloeddorstige monsters en verdorie er is inderdaad een ree te zien. Normaal gesproken is dat een kwestie van een paar honderd meter lekker rennen voor beide partijen en dan moet de moed opgegeven worden. Ofwel is het ree te snel ofwel moeten ze gewoon bij mij terug komen omdat ik ze roep. Maar dit keer zie ik dat het ree niet snel is. In tegendeel, het lijkt wel of ze het te pakken hebben!!!! Ik begin in een reflex te roepen dat ze terug moeten komen. Dat is in eerste instantie aan dovemans oren. Tja, als je mij na een week op water en brood, een slagroomtaart voorschotelt en zegt dat ik er niet aan mag komen, ben ik ook niet blij. Maar na enige tijd slaken Bridjo en Babiche hun gegrauw en nemen afstand. Voor Mouss moet ik nog wat langer doorgaan. Ik zie dat hij het beestje vast heeft en er zelfs wat mee ronddolt. Uiteindelijk laat hij echter los en komt terug. Dat vind ik vreselijk knap van hem. Maar ondertussen beweegt het ree niet. De paniek slaat toe. Ik krijg de meest nare gedachten en ren dan snel terug naar de Laffonts. Sylvie is als eerste buiten. Ik probeer haar uit te legen wat er is gebeurd en dat ik hulp nodig heb om het dier uit zijn lijden te verlossen. Maar ze kijkt me aan of ik koeterwaals spreek en ik haal adem en leg het nog een keer uit. Dat werkt. Voor mijn gevoel is er geen tijd te verliezen en elke seconde dat er niks gebeurt moet een hel voor het arme diertje zijn. Roger wordt van de trap geplukt. Ik roep dat hij zijn mes mee moet nemen. Ik ben allang niet meer opgewonden, ik ben in blinde paniek. Samen lopen we het weggetje op om te zien of het ree er nog ligt. Ik zie het proberen op te staan, zo’n 400 meter de diepte van de vallei in. Precies aan de andere kant van een greppel. Dan zie ik ook dat Roger met zijn 81 jaar en versleten knieën daar wellicht nooit naartoe kan. Maar Roger is voor geen kleintje vervaard. Hij pakt zijn wandelstok en een metalen cloture paaltje en zo maakt hij eigenlijk op heel authentieke manier zijn eigen vorm van Nordic Walking. De honden moeten met veel geweld bij Kees zien te blijven. Die willen natuurlijk mee de buit in de zak steken. Dat mag niet. De paniek bij mij valt natuurlijk in het niet bij de doodsangst van het reetje. Hij roept hard om zijn moeder. Het geluid snijdt me door merg en been. Ik ben natuurlijk als eerste erbij. Het arme dier probeert nog weg te komen maar dan zie ik dat het twee gebroken achterpoten heeft. Dat is niet het werk van mijn jagers. Dat is al eerder gebeurd en de reden dat ze er überhaupt bij in de buurt konden komen. Het ziet er verschrikkelijk uit. Ik wilde maar dat Roger wat harder kon hobbelen of dat ik zelf wat koelbloediger was. Ik weet dat ik het dier niet kan sussen en gerust stellen. Mijn aanwezigheid maakt het alleen maar erger. Toch probeer ik het te kalmeren. Tegen beter weten in.

Nu komt het moment dat je wellicht niets meer lezen wilt …

Als Roger er dan ook is puffend en hijgend, ziet hij meteen dat het probleem al langer speelt het is maar een kleine jonge bambi maar hij ziet er slecht uit. Doffe vacht en broodje mager. Ik bid en smeek ondertussen dat hij het arme dier uit zijn lijden moet verlossen. Ik verwacht dat hij zijn mes zal pakken en de keel door zal snijden maar Roger heeft een snellere methode. Met de cloture paal slaat hij in een keer raak op het hoofd en het dier is bijna op slag dood. Ik brul mijn ogen uit mijn hoofd. Roep dat het nog niet dood is omdat het nog beweegt. Ach, dat zijn de zenuwen die nog na bewegen mompelt Roger. Ik smeek hem nog een klap te geven voor de zekerheid. En dan geeft Roger er voor mijn plezier nog maar twee slagen bij. Roger is natuurlijk uitermate ervaren in het doden van dieren. Wat mij betreft: Dit was het moeilijkste stuk. Maar eenmaal dood is het diertje dood. Ik wilde maar dat we het eerder gevonden hadden. Hoe lang het al geleden heeft is maar de vraag. En hoe het zo gekomen is zullen we wel nooit te weten komen. De honden zijn blij dat ze weer losgelaten worden en komen helpen. Want hoewel Roger zegt dat er geen vlees op zit en dat ik het maar in de bosjes moet gooien om te laten vergaan, pieker ik daar niet over. Denk nou niet dat ik het beest ga begraven of zo. Dat stadium zijn we hier ver voorbij. Maar voor de honden is het nog een lekker hapje. We klauteren rustig aan de heuvel weer op naar de weg. Roger moet zijn koeien voeren en ik ga met Kees de auto halen. Bambi blijft even achter. Als ik het op kom halen legt Roger mij nog maar eens uit hoe ik het het beste kan slachten. Gilbert vind mij dapper en zelf heb ik een hoop gemengde gevoelens. Eenmaal thuis verbergen Theo en Kees zich snel achter gesloten deuren en laten mij het laatste karwei afmaken. Het is inderdaad maar een mager beestje met weinig vlees op de botten. Morgen, als de hondjes het hele geval allang weer vergeten zijn, krijgen ze een stuk.

07-01-2010

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *